Switch – schakelaar
voor snelle datanetwerken
Een switch is bij een
datanetwerk een soort koppelelement tussen het centrale netwerk (de backbone)
en netwerkaansluitingen.
Technologie
In lokale datanetwerken (LAN-netwerken)
wordt het ethernet-protocol in de tweede laag van het netwerk gebruikt. Dit
protocol regelt dat meerdere netwerkapparaten op hetzelfde breedbandmedium
kunnen werken (zgn. ‘shared medium’). Omdat de toegang in principe willekeurig
is, ontstaan er wel eens botsingen die zorgen voor vertragingen in de
dataoverdracht.
Vroeger
Voordat switches
ingevoerd werden, werden netwerkcontactdozen op hubs aangesloten en zo met de backbone verbonden. Alle
aangesloten apparaten hoorden tot het shared medium, zodat als er 24 poorten
waren er ook 24 mogelijke netwerkgebruikers waren. Meestal kon slechts één
apparaat tegelijkertijd gebruik van het netwerk maken.
Tegenwoordig
De switch vervangt de
oude hub en wordt daardoor ook wel ‘switching hub’ genoemd. Doordat elke poort
van de switching hub alleen data uitwisselt met het aangesloten apparaat, wordt
de overdrachtssnelheid aanzienlijk verhoogd. Er kan tegelijktijdig verzonden en
ontvangen worden, waardoor wachttijden vermeden worden.
Data die verzonden moet
worden naar apparaten die niet aan dezelfde switch aangesloten zijn, worden in de
wachtrij gezet en via een hogere laag in het netwerk doorgestuurd. Sommige
switches hebben ook routerfuncties, waarmee ze functies van de derde laag
(overdrachtslaag) kunnen uitvoeren.
Belangrijke
selectiecriteria bij het gebruik van een switch
Installatie
Op de werkplek kunt u
switches gebruiken met weinig (4-8) poorten en geen ventilator; als het
gaat om grote 19-inch-datakasten zijn speciale industriële switches met 24 poorten beter.
Verbinding en bandbreedte
Er zijn koperen kabels
vanaf Cat5 tot 100m verkrijgbaar, evenals glasvezelkabels die kilometers lang
kunnen zijn. Afhankelijk van de kabel is de bandbreedte 10-10.000 Mbits/s. In
de backbone worden meestal glasvezelkabels gebruikt, bij de verbinding juist
Cat6-kabels met Fast Ethernet (100 Mbit/s). De switch wordt aangesloten met een
patchkabel met RJ45-stekker.
Structuur door VLAN
In grotere netwerken is
er meestal structuur nodig die onafhankelijk van de fysische structuur (laag 1)
van het netwerk functioneert. U kunt VLANs in grotere netwerken structuur geven
via een vaste toewijzing van poorten of door gebruik te maken van een VLAN-ID
(op laag 2). De gebruikers op verschillende VLANs zijn dan van elkaar
afgezonderd. U kunt het netwerk nog meer structuur geven (laag 3-7) zolang dit
ondersteund wordt door uw switch.
Administratie
In kleinere netwerken bestaat
er een automatische configuratie waarmee u regelmatige administratie kunt
uitvoeren.
Toepassingsgebieden
Kleinschalig gebruik
Voor een klein netwerk
zijn switches van 10 Mbit/s per poort voldoende. Als er IP-telefonie wordt
gebruikt en multimedia wordt uitgewisseld, is een switch van 100 Mbsit/s met
ondersteuning voor dataoverdracht (QoS) beter.
Middelgrootschalig gebruik
Als het netwerk gebruikt
wordt voor dataoverdracht, printen via het net en toegang tot centrale servers,
zijn switches met 10 Mbit/s per poort en 100 Mbit/s in de backbone voldoende.
Als er IP-telefonie en multimediaoverdracht voorkomt, is 100 Mbit/s per poort,
gigabit-ethernet en management- en QoS-functies beter.
Grootschalig gebruik
In grote netwerken worden
systemen gebruikt die bijna niet uit kunnen vallen, met hogere bandbreedte en
overdrachtssnelheid. Ook bieden deze management- en QoS-functies.